Nog maar net terug van zijn Afrikaanse reis, accepteerde Couperus het voorstel van de eigenaar van de Haagsche Post om als speciale correspondent voor het blad naar het Verre Oosten te vertrekken. Eerst zou hij Nederlands-Indië bezoeken.
Op 1 oktober 1921 vertrok het echtpaar Couperus, drie weken later was de eerste reisbrief in de Haagse Post te lezen. Couperus verkeerde, omringd door luxe, in een opperbeste stemming. In zijn eerste brieven haalde hij herinneringen op aan eerdere reizen en beschreef uitgebreid alle technische faciliteiten van de boot. De lezer kon hem volgen van Gibraltar naar Genua en dan, via de Straat van Messina naar Port Saïd en het Suez-kanaal. Dit was nog maar het begin, spoedig bereikte hij Sumatra en daarna Java en Bali en dan via China naar Japan reizen.
Couperus was nog steeds een scherp observator, zeer gevoelig voor sfeer. In Oostwaarts zijn daar veel voorbeelden van te vinden. Neem zijn beschrijvingen van de ongemakkelijke verhoudingen in de vorstendommen Solo en Djokjakarta, of het verslag van een bezoek aan een geheimzinnig heiligdom op Sumatra, waar hij fantaseert over de kluizenaars die daar gewoond hebben.